« De grenzen van mijn denken »
« Voor een radiografische blik »
Stéphanie Katz
december 2010
Als het mogelijk was om een landschap dat werd geschilderd door Hervé Ic in één oogopslag te bevatten, zou dat leiden tot de volgende vaststelling: een hardnekkige energie ligt aan de basis van dit beeld, dat de toeschouwer dwingt tot een onaangename confrontatie met zijn geheugen.
Het lijkt wel alsof Hervé Ic als een soort geschiedkundige van een nieuw, eigentijds genre, al jarenlang werkt aan een inventaris van impliciete contexten die ons heden in het geheim hebben opgebouwd. Als een cartograaf van ons onmiddellijke geheugen, voert hij een bijna wetenschappelijk onderzoek, dat de vorm aanneemt van variaties op genretaferelen. Ic neemt als willekeurig vertrekpunt de jaren 60 en 70, de periode waarin hij zelf opgroeide, en stelt ons voor om hem te volgen tijdens een geleidelijke visuele ontcijfering. Op die manier bouwt hij een soort van gemeenschappelijk album op, een vervlechting van de sociologische codes in herkenbare standaardsituaties, herinneringen waarvoor men binnen het gezin niet durft uit te komen, culturele verwijzingen die werken als impliciete verklarende legendes. Vanaf de reeksen ‘Batailles navales’ en de ‘Putti’, die aarzelden tussen de goede en de slechte smaak van de officiële cultuur, tot de laatste ‘Freaks’ die de karikaturen van zijn tijdgenoten verbergen onder de gezwollenheid van die tijd, over de escenering van koppels die aan partnerruil doen, afkomstig uit pornografische tijdschriften van de jaren 70, of portretten van ravende jongeren van vandaag, steeds weer zet Ic de bakens uit van de weg die hij heeft afgelegd. Als hij tijdens dat traject op zoek gaat naar de latent aanwezige oorzaken, dan is dat omdat hij geen genoegen neemt met een feitelijke en ontnuchterde vaststelling van de huidige tijd. Op die manier stelt Hervé Ic zichelf voor als een deel van een generatie die een gecodeerd geheugen heeft geërfd, vol ontkenningen en weigeringen, en dat men in zichzelf moet herkennen om de ongezonde gevolgen ervan te neutraliseren. Ic sluit zich aan bij een generatiestroom, en probeert te vatten waar deze vandaan komt, om zo de zonderlingheid waarnaar hij ons meeneemt, te snel af te zijn.
De omvang van het project van Hervé Ic kan niet alleen worden afgemeten aan dit programma waarin onmiddellijke herinneringen aan bod komen. Ook de methodes en middelen die hij gebruikt om zijn doel te bereiken, dienen eraan te worden toegevoegd.
In de eerste plaats neemt Ic als schilder akte van het feit dat we definitief zijn toegetreden tot het tijdperk van de schermen. Een scherm is een optisch instrument dat als kenmerk onder meer heeft dat de energetica van de blik wordt omgekeerd door in de richting van de toeschouwer een neutraliserende spectrale helderheid te projecteren. Het is zelfs zo dat, terwijl de schilderkunst een vragende, soms zelfs plunderende blik vereist van de toeschouwer die het belang van het beeld poogt te ontdekken, het scherm zijn publiek daarentegen onder de loep neemt, door naar buiten toe een vector van helderheid te projecteren. Door een antwoord te willen geven op deze nieuwe formattering, die inactieve blikken genereert, inerte vergaarbakken van een zichtbaarheid die wordt overgeleverd aan de consumptie, wedt Ic op een strategie die deze dynamische inversie ook in de schilderkunst reproduceert. Hij slaagt er zelfs in om, aan de hand van een beheerste esthetica van de transparantie, de omgekeerde energie van de schermen terug te kaatsen, door vanaf de bodem van het beeld een overvloed van evocaties, verschijningen en suggesties naar boven te laten komen, stuk voor stuk gapende openingen en open onzekerheden in de starheid van de afbeelding. Een ander licht, dat van de schilderkunst dit keer, legt de oudere lagen van het beeld bloot en pelt de opeenvolgende overdrukplaatjes van het geheugen af, om op die manier een soort van radiografie van hedendaagse onuitgesprokenheden op te bouwen. De stilistiek van Hervé Ic, die de schilderkunst als het ware dissecteert op zoek naar collectieve herinneringen, stelt de transversale erfenissen in vraag en trekt unieke parallellen tussen de verworvenheden van het verleden en de uitdagingen van de toekomst. Deze esthetiek van de enting maakt dan ook alle tegennatuurlijke vermengingen mogelijk, en retou cheert alle onaanvaardbare toenaderingen. Van de symboliek van de kindersprookjes, tot de veristische nachtmerries van de volwassen wereld, bouwen bepaalde doeken een multidirectionele reis op, in een landschap waarin het slechtste en het beste zij aan zij staan, waarin brutaliteit genegenheid voortbrengt en zachtheid rijpt onder agressie. Daar een beeldende uitspraak meer symbolische kruisingen bevat, spant de blik van de toeschouwer zich in om de schaduw te onderscheiden die afkomstig is van het slijk van de glans van de regenboog, of het monsterlijke traject van de lijn van het decor. In dit register, nog meer dan in de reeks ‘Paysages’, stelt ‘De profondis’ de capaciteiten tot assimilatie van de toeschouwer tot het uiterste op de proef. Deze reeks, een combinatie van het moderne genretafereel, verwijzingen naar de geschiedenis van de schilderkunst en de bloeddorstige morbiditeit van onze maatschappij in een bad van zeemzoete beelden, die niet moeten onderdoen voor alle mogelijke verpakkingen van het welzijn en de hedendaagse vergetelheid, dient zich bij de toeschouwer aan als een pijnlijke spiegel. Hier kan niets meer worden waargenomen of bewonderd wat het onbehagen van de toeschouwer kan wegnemen, tenzij een bepaalde technische virtuositeit die het plezier van de uitvoering met ons deelt. Het effect van de weerkaatsing, dat het duistere stuk van de tijd naar de buitenwereld projecteert, is een totaal andere vaststelling voor, en betrekt de kijker bij een beeldende medeplichtigheid en formele liefde voor het oppervlak. Steeds weer moet deze zich met dubbelzinnige moeite ontdoen van het glamoureuze vernis van de nachtmerrie, en richt zich vervolgens weer op de talloze evocaties die in het impliciete van het zichtbare werden geroerd. Zoals bepaalde films slagen de schilderijen van Hervé Ic erin diep door te dringen in de fantasie van de toeschouwer, en deze zelfs weer onverwachts aan de oppervlakte te brengen, na een toevallige ontmoeting, in het verlengde van een verlangen of haat.
Deze strategie van het scherm die wordt gehanteerd door de schilderkunst, staat echter bepaalde rustpauzes toe. Net zoals het toegestaan is je computer, televisie of mobiele telefoon af te zetten, is het ook mogelijk om de gelaagde verbeelding te laten inslapen, die uit de werken van Hervé Ic aan de oppervlakte komt. Dan blijft alleen nog het scherm van de schilderkunst over, lichtgevende drager in opfrissing, dat zichzelf doet gelden als louter projectie-instrument. Dit geldt voor alle lichtgevende schilderijen in de denkbeeldige galerij van Ic, kaders zonder lijst noch achtergrond, die wachten op reminiscentie. Tegenover deze bronnen van licht kan de toeschouwer indien hij dat wenst voor zichzelf een poging doen om te werken aan de eigen impliciete gelaagdheid en transversale geheugen.Een project in de vorm van een radiografisch instrument, dat wordt aangeboden aan de gemeenschap van blikken…